Het vertrek naar en uit Athene

Ik ben achttien jaar geworden en mijn moeder Aithra neemt me mee naar iets buiten Troizen. Ze neemt mij mee naar een grote steen. Ze vraagt aan mij of ik hem wilde optillen. Ik til de steen op. Onder de steen liggen een zwaard en sandalen. Nu zegt mijn moeder dat ik naar Athene moet gaan, omdat mijn vader daar is. Onderweg kom ik veel obstakels tegen. Zo moet ik het opnemen tegen Prokrutes. Hij is dood. Na een avontuurlijke tocht bereik ik Athene. Daar besluit ik om niet aan te kloppen bij het paleis als de zoon van de koning. Mijn vader geeft mij de opdracht om de stier bij Marathon te vangen zonder te weten dat ik zijn zoon ben. Natuurlijk gaat dit erg soepel na al mijn avonturen. Tijdens het grote feestmaal laat ik het zwaard zien en mijn vader herkent hem meteen. Vol vreugde omhelzen wij elkaar.

Mijn vader vertelt mij dat er elke negen jaar zeven jongens en zeven meisjes naar Kreta worden gebracht als voer voor de Minotaurus. Alleen als de Minotaurus met blote handen wordt gedood dan hoeft dit niet meer. Dit jaar moeten er weer veertien kinderen naar Kreta. Ik besluit om mee te gaan om de Minotaurus te doden.

Mijn vader liet mij beloven de zwarte zeilen te vervangen door witte zeilen wanneer dit plan gelukt is.